Verschillen tussen de hondenrassen

 

Als je eenmaal besloten hebt een puppy in huis te nemen ben je er nog niet. Voordat je naar geschikte nestjes kunt zoeken moet je eerst bepalen wat voor hond je wilt. Natuurlijk wordt het karakter mede bepaald door de opvoeding, maar hoe makkelijk een hond iets af of aanleert en bepaalde trekjes zullen rasafhankelijk zijn. Er zijn meer dan 350 verschillende rassen, om de keuze iets overzichtelijker te maken is het handig om naar de algemene karaktertrekken per rasgroep te bekijken. Het FCI erkent tien verschillende rasgroepen.

Groep 1: Herdershonden en veedrijvers

Rassen die binnen deze groep vallen zijn weer op te delen aan de hand van de doeleinden waarvoor ze gefokt zijn; het hoeden (bij elkaar houden) van de kudde, het drijven (verplaatsen) ervan, of het beschermen van de kudde tegen vijanden..

De ‘hoeders’ en drijvers zijn gefokt om nauw met de baas samen te werken en dus erg baas gericht. Door de werklust van de rassen binnen deze goep zul je ‘vervangend werk’, in de vorm van bijvoorbeeld hondensport of gehoorzaamheidstraining, moeten bieden om probleemgedrag te voorkomen.

De ‘hoeders’ hebben de neiging om de groep bij elkaar te houden en kunnen bij gebrek aan activiteit hun familie gaan ‘herderen’ door in kuiten te happen. Drijvers hebben de behoefte om te drijven en kunnen als je geen alternatieve uitlaatklep biedt bijvoorbeeld fietsers of hardlopers gaan najagen.

Honden uit beide groepen kunnen echter veel plezier beleven aan de door jouw gekozen alternatieve activiteiten en zijn uitstekend te trainen. Zowel de ‘hoeders’ als de ‘drijvers’ hebben naast geestelijke activiteit ook veel beweging nodig, de ‘drijvers’ meestal nog net iets meer.

Vaak zijn de honden binnen deze rasgroep gereserveerd tegenover vreemden, dus goede opvoeding is nodig om te zorgen dat gereserveerdheid niet angst en dus agressie wordt. De honden zijn beschermend tegenover wat zij als hun gezin beschouwen. De ‘beschermers’ in deze rasgroep zijn zeer zelfstandig, omdat ze gefokt zijn om alleen bij de kudde te blijven en deze tegen wolven te bewaken.

Ze zijn niet zo geschikt als huishond, onder andere omdat ze moeilijk te trainen zijn. Een goede socialisatie is extra belangrijk voor ‘beschermende’ honden, omdat ze sterker en feller zijn dan de gemiddelde hond.

Groep 2: Pinschers, schnauzers, molossers, Zwitserse Senne honden

Binnen deze groep vallen zowel de gigantische Duitse dog als de dwergpinscher die, zoals de naam al zegt, heel klein is. Pinschers zijn gladharig en schnauzers ruwharig, deze sub-groepen zijn nauw verwant. Ze zijn oorspronkelijk gefokt om op boerderijen ratten en muizen te verdelgen, maar ook erg geschikt als waakhond.

Pinschers en schnauzers zijn moedig en zelfstandig, mede doordat ze vroeger vaak zelf aan eten moesten komen. Ze zijn goed te trainen mits ze een sterke leiding krijgen.

De molassers, waar de dog-achtige typen onder vallen, zijn oorspronkelijk gefokt als vechthonden of de jacht op grof wild. Toen dierengevechten verboden werden ze naast de jacht op grof wild gebruikt als bewakers en ‘slagershonden’ die onwillig vee met geweld de stal in moesten slepen.

Tegenwoordig wordt er bij het fokken meestal geselecteerd op zachtaardiger karakter, maar dat neemt niet weg dat bij veel honden binnen deze subgroep de vechtlust nog aanwezig is. Goede socialisatie met andere honden en mensen is voor deze honden dus extra belangrijk.

De sennenhonden werden oorspronkelijk gebruikt als veedrijvers, op de Berner Sennen na, die werd gebruikt als trekhond. Deze honden zijn vriendelijk en werken graag, waardoor ze goed te trainen zijn voor verschillende hondensporten.

Groep 3: Terriërs

De naam terriër komt van het Latijnse woord terra, wat aarde betekent. Ze danken deze naam aan hun oorspronkelijke gebruiksdoel; het jagen op dieren die onder de grond leven. Omdat ze hiervoor de holen van de prooien in moesten en daar er alleen moesten handelen zijn ze erg vasthoudend en zelfstandig. Mede hierdoor zijn de meeste terriërs niet geschikt als huishond van een onervaren hondeneigenaar, alhoewel ze door hun formaat wel populair zijn.

Twee uitzonderingen op deze regel vormen de Airdale-terrier, die beheerster en aanhankelijker is dan de gemiddelde terriër, en de Cesky terriër, die in tegenstelling tot andere terriërs trouw, levendig, goedmoedig en zachtaardig en niet overdreven agressief is. De Staffordshire terriërs zijn daarentegen oorspronkelijk gefokt als vechthonden en deze zwaarlijvige honden met sterke kaken zijn dominanter en agressiever dan de gemiddelde terriër.

Groep 4: Dashonden

Dashonden, ook wel teckels genoemd, zijn oorspronkelijk gefokt voor de jacht. Zoals de naam al zegt werden ze voornamelijk gebruikt voor jacht op dassen, maar soms ook op vossen en de kleinere rassen op wezels, bunzings en konijnen. De jacht vond grotendeels plaats onder de grond, dus ook deze rassen kenmerken zich door een grote mate van vasthoudendheid en zelfstandigheid net als bij hondenrassen uit de terriër groep.

Het zijn slimme honden die dus snel zullen begrijpen wat je wilt, maar een opvoeding die niet consequent genoeg is kan er voor zorgen dat de hond niet meer wil luisteren. Ze zijn moedig trouw en aanhankelijk, hebben een uitstekende neus en een harde blaf.

Groep 5: Spitsen en oertypen

De meeste rassen binnen deze rasgroep ogen heel natuurlijk. De rassen binnen deze groep zijn vaak lang geleden ontstaan, soms wel duizenden jaren terug. Veel van deze honden hebben een vacht die is aangepast aan barre leefomstandigheden, de naakthonden uitgezonderd. Poolhonden werden gebruikt om de slede te trekken, aangezien ze gefokt zijn om in een team te kunnen werken zijn ze vriendelijk naar andere honden. Tegenover mensen zijn ze vriendelijk tot onverschillig. Ze hebben een grote jachtpassie. Noorse honden werden oorspronkelijk ingezet als veehoeders/-drijvers of als jachthonden.

De oorspronkelijke veehoeders/-drijvers hebben over het algemeen een vriendelijk en meegaand karakter en zijn goed met kinderen aangezien ze ’s avonds vaak als taak hadden deze warm te houden. De oorspronkelijke jachthonden zijn zelfstandig, moedig en geduldig. Ze kunnen erg veel blaffen, oorspronkelijk moesten ze de jager door te blaffen aangeven waar ze wild gevonden hadden, en het kon uren duren tot de weer bij ze was.

Een andere grote subgroep zijn de keesachtigen. Deze honden zijn vriendelijk naar mensen, vrolijk soms eigenwijs en leergierig, maar kunnen de neiging hebben om veel te blaffen. Tenslotte zijn er jachthonden uit het verre oosten, die meestal erg zelfstandig zijn, en ‘oertypen’ die uiteenlopende karakters hebben.

Groep 6: Lopende honden zweethonden en verwante rassen

Een andere benaming voor lopende en staande honden is brakken. Ze hebben een goede neus aangezien ze oorspronkelijk gefokt zijn om wild te volgen aan de hand van hun geurspoor. Zweethonden zijn er speciaal voor gefokt om al aangeschoten wild te volgen aan de hand van bloed dat ze achterlaten, ook wel ‘zweet’ genoemd.

Brakken zijn moeilijker te trainen omdat ze heel gemotiveerd zijn om hun neus achterna te gaan en op dat moment doof lijken voor commando’s. Toch is trainen met genoeg geduld, consequentie en humor zeker mogelijk. Ze zijn erg mensvriendelijk, aanhankelijk, enthousiast en betrouwbaar. Deze sociale dieren hebben wel aanleg om moeite te hebben met alleen zijn. Ze hebben een luide blaf, die ze gebruiken als ze wild gevonden hebben, maar ook als roep om aandacht gebruikt kan worden en dus geluidsoverlast kan veroorzaken.

De meeste rassen binnen deze groep hebben veel beweging nodig, zelfs de kleinere honden. Sommige rassen binnen deze groep worden nog puur voor de jacht gefokt, en zullen zelfs met voldoende beweging als gewone huishond niet gelukkig zijn. De ‘verwante rassen’, onder andere de dalmatiër, bezitten de eigenschappen die kenmerkend zijn voor brakken minder.

Groep 7: Staande honden

Staande honden blijven zodra ze wild gevonden hebben roerloos met hun neus richting het wild staan. Ze werden oorspronkelijk gebruikt om wild op deze manier te sporen, en sommige honden hadden ook de taak om wild richting de jager te drijven, of om het te apporteren nadat het geschoten was. Ze hebben een grote mate van zelfstandigheid, maar zijn over het algemeen goed trainbare aanhankelijke honden. Ze hebben wel veel beweging nodig.

Groep 8: Retrievers spaniëls en waterhonden

De honden in deze groep kunnen onderverdeeld worden aan de hand van drie verschillende taken binnen de jacht.

De retrievers zijn gefokt om wild te apporteren, spaniëls laten op commando wild opvliegen zodat de jager ze uit de lucht kan schieten en waterhonden halen wild op uit het water. Honden binnen deze rasgroep hebben vaak veel beweging en geestelijke uitdaging nodig. Retrievers zijn over het algemeen vriendelijke honden met een stabiel karakter die graag samen werken. Ze zwemmen graag en zijn zacht in de bek.

Spaniels zijn vaak eigenzinnig, maar wel op de baas gericht. Waterhonden kunnen binnen alle takken van de jacht gebruikt worden, zowel het zoeken, het op laten vliegen en het apporteren van wild. Ze hebben waterdichte vachten die ze onder alle weersomstandigheden warm houden. Ze zijn vaak vrolijk naar hun baas, maar terughoudend naar vreemden.

Groep 9: Gezelschapshonden

Deze honden zijn in tegenstelling tot die in andere rasgroepen niet gefokt om te werken en hebben dus minder beweging en geestelijke activiteit nodig. Wel hebben sommige moeite met alleen zijn en kunnen sommigen ook niet te veel beweging hebben. Het zijn over het algemeen kleine honden, alhoewel ook grote poedels tot dit ras behoren.

Groep 10: Windhonden

Windhonden zijn gespecialiseerd in de jacht op zicht, wat inhoudt dat zodra een prooi gespot is deze gevolgd en niet uit het oog verloren wordt. Ze worden ook wel ‘lange honden’ genoemd door de grote afstanden die ze in korte tijd af kunnen leggen. Het zijn over het algemeen intelligente zachtmoedige en vriendelijke honden met een zelfstandig en eigenzinnig karakter.

In huis zijn ze meestal rustig en zelden waaks, maar buiten hebben ze veel beweging nodig en is hun jachtpassie te merken. Let wel op, er bestaat discussie of windhonden los mogen in Nederland. De wet die specifiek windhonden verbood om los te lopen is afgeschaft, maar door het sterke jachtinstinct en de snelheid kan de eigenaar toch in de problemen komen als een loslopende windhond aan het jagen slaat.

Het is zeer moeilijk om dit jachtinstinct te overwinnen door training, aangezien ze vaak doof lijken zodra ze een prooi gespot hebben. Een prooi kan een haas of kip zijn, maar ook kat of andere hond. In Nederland zijn er windhondenrenverenigingen die een eigen parcours hebben zodat de hond veilig los kan, ook rennen naast de fiets kan een goed alternatief zijn.

 

 leo.